De beleving van dyslexie


Omgaan met dyslexie. Sociale en emotionele aspecten
Jan Hindrik Loonstra en Tom Braams (redactie)
Garant Uitgevers nv – ISBN: 9789044125863


‘Weet je eigenlijk wel wat dyslexie met je doet?’, zo vroeg een geëmotioneerde studente aan Jan Hindrik Loonstra tijdens een college over dyslexie. Indringend vertelde zij hoe dyslexie van invloed was op haar leven op school, thuis en ook nu tijdens haar studie. Ze schetste het onbegrip van de sociale omgeving, haar schaamte en frustraties en de voortdurende hulp van haar moeder. Medestudenten luisterden geboeid naar sociale en emotionele aspecten van dyslexie. Haar ‘college’ vormde het startpunt van het in 1999 verschenen boek ‘Omgaan met dyslexie: sociale en emotionele aspecten’. In het boek kwamen twee totaal verschillende wegen samen: de ervaring van de dagelijkse realiteit van begeleiding en docentschap ging een verbintenis aan met de psychotherapeutische kijk op sociale en emotionele problemen. Samengevoegd leidde dit tot aandacht voor sociale en emotionele aspecten rond dyslexie: hoe dyslexie een kind, puber en volwassene kan raken, op welke wijze de omgeving ermee om kan gaan en hoe de interactie van de betrokkenen het probleem dyslexie beïnvloedt. In 2010 is de volledig herziene versie verschenen van dit studieboek dat op veel opleidingen in Nederland en Vlaanderen wordt gebruikt. 

Leesproblemen kunnen een bron zijn van onzekerheid, frustratie en gevoelens van minderwaardigheid. Wanneer de leerproblematiek niet tijdig wordt onderkend, kan het kind afweermechanismen ontwikkelen, die niet zelden verkeerd worden uitgelegd door de leer- en leefomgeving: ‘Hij is lui, toont weinig inzet…’  Afweermechanismen kunnen door de leerling worden ’gebruikt’ bij passieve gevoelens van onbehagen, bijvoorbeeld als leerdoelen niet worden gehaald vanwege het dyslexieprobleem. We kunnen dan denken aan concentratieproblemen, ‘machogedrag’, het terugtrekken in eigen schulp of het als het ware ontkennen van de problematiek.

Om het kind, de puber of volwassene met dyslexie adequaat te kunnen begeleiden, is het van belang dat de leer- en leefomgeving (of werkomgeving) van meet af aan op de hoogte is van de van de ernst van de leerproblematiek en de impact ervan op het dagelijks functioneren. Dit vergt een inspanningsverplichting van het dyslectische kind, de puber of volwassene én van zijn omgeving. De betrokkenen dienen te beseffen dat dyslexie een zeer complex probleem is dat niet alleen lees- en spellingproblemen als gevolg heeft, maar ook flinke consequenties kan hebben voor de ontwikkeling en voor het welbevinden van kinderen, pubers en volwassenen. Juist over deze gevolgen gaat dit boek.

De hoofdstukken
Tom Braams en Astrid Menninga maken in hun inleidende hoofdstuk duidelijk welke gezichten dyslexie heeft. Zij geven allereerst een korte terugblik op de geschiedenis van dyslexie omdat ook op dit moment nog altijd behandelmethoden worden gepropageerd die gebaseerd zijn op al lang achterhaalde theorieën. Vervolgens staan beide auteurs stil bij de twee verklaringsniveaus van dyslexie: het biologische en het cognitieve niveau. In de derde plaats bespreken zij hoe dyslexie in het waarneembare gedrag zichtbaar is. Tenslotte wordt de huidige stand van zaken rondom diagnostiek en behandeling uitgelicht.

Het tweede hoofdstuk behandelt de wijze waarop met name de school kan omgaan met de dyslexie van de leerling. Jan Hindrik Loonstra, Anneke Smits en Els van der Vegt geven aan dat de leerkracht het verschil kan maken en dat een samenwerkingsmodel – met daarin verschillende zorgroutes – van groot belang is. De auteurs beantwoorden in hun hoofdstuk de volgende vragen: Wat is effectief leesonderwijs? Wat is het belang van een  praktisch goed uitvoerbaar dyslexiebeleid? Hoe denken leerlingen met dyslexie over een goede pedagogisch-didactische aanpak? Hoe denken ouders hierover? De vragen die de auteurs van het tweede hoofdstuk stellen, komt kortweg hierop neer: Waarin onderscheidt zich de dyslexievriendelijke school van andere scholen?

Karin Stokvis-Dekker, Jan Hindrik Loonstra en Astrid Menninga gaan in het derde hoofdstuk in op de sociale aspecten en behandelen het uitgangspunt dat de mate waarin dyslexie als een probleem wordt ervaren, mede bepaald wordt door de interactie van de dyslecticus en zijn omgeving. Bij het uitblijven van een goede begeleiding, is er een grote kans dat kinderen (en volwassenen!) een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Zij moeten leren dat hun lees- en schrijfprestaties eerder iets zeggen over de dyslexie, dan over hoe slim ze zijn of hoe ze hun best doen.

Vanuit  De Bascule Amsterdam beschrijven in het vierde hoofdstuk Jehanne Vieijra, Peter Maidman en Jan Geelhoed de emotionele aspecten die een rol spelen bij dyslexie. Vooral de beleving staat centraal: de beleving van de extra inzet die het leesprobleem vraagt, de beleving van het leesprobleem zelf en de beleving van de reacties van de omgeving.

Nel Hofmeester behandelt de gevolgen van de pijnlijke constatering dat ‘je niet meer gewoon bent’ als er sprake blijkt te zijn van dyslexie. Deze gevolgen beperken zich niet tot de basisschoolleeftijd; in mindere of in meerdere mate gaan ze een leven lang mee. Welke mechanismen kunnen in dit verband vanaf groep drie doorspelen tot in het Hoger Onderwijs? Hoe zou het anders kunnen? Welke processen worden gezien bij studenten waarbij sprake is van een latere onderkenning van de dyslexie? Kortom: in hoofdstuk 5 komen onderwerpen aan de orde die belangrijk zijn om te weten als men – vanuit welke positie dan ook – te maken heeft met dyslexie in het Hoger Onderwijs.

Tom Braams en Astrid Menninga bespreken in het zesde hoofdstuk de problemen waar volwassenen met dyslexie vaak mee te maken hebben. Hoewel veel volwassen dyslectici een behoorlijke ontwikkeling hebben doorgemaakt wat betreft lezen en schrijven, is er vaak sprake van ‘restproblemen’: het lezen en spellen is eigenlijk nooit volledig geautomatiseerd. Welke gevolgen heeft dit voor bijvoorbeeld de werksituatie? Naast de (primaire) lees- en schrijfproblemen zijn er (secondaire) problemen met plannen, concentreren en onthouden van opdrachten en taken. Ook komen de emotionele kanten van dyslexie bij volwassenen aan de orde. De auteurs geven tips en adviezen om effectiever te kunnen werken en spanningen en andere negatieve emoties te kunnen verminderen.

Het laatste woord in dit boek is aan een ervaringsdeskundige. Dirk Vollenhoven heeft dyslexie. De auteur beschrijft in hoofdstuk 7 eigen ervaringen met dyslexie, bijvoorbeeld als blijkt dat zijn twee dochters ook dyslexie hebben. Als belangrijkste boodschap geeft de auteur zijn lezers mee: ‘Erkenning is essentieel zodat je weet wat je hebt te accepteren. Dan zal dyslexie in veel gevallen beperkt blijven tot wat het is: een hinderlijk, hardnekkig maar klein gebrek.’ Dirk heeft in zijn hoofdstuk voor meerdere invalshoeken gekozen: persoonlijk, kinderen en familie, de zoektocht naar de aard van (zijn) dyslexie, eigen ontwikkeling, ondersteuning en geeft tenslotte een vooruitzicht op basis van de huidige ontwikkelingen. ‘Wat zijn de vooruitzichten voor mijn kinderen en kleinkinderen?’
 
Direct aanmelden